Ik zit in de stoel van de lenzenman.
Sinds ik weer in Nederland woon, heb ik mijn ogen eigenlijk niet meer na laten kijken. O ja, één keer, voor een mooie nieuwe bril, die ik dan echt vaker ging dragen. Maar dat gebeurde toen niet. Ik heb nou eenmaal liever het 'I can see!'-gevoel dat lenzen me geven. Ook al zijn mijn ogen aan de droge kant en is dat daarom misschien niet zo goed. Zeker niet als je je lenzen bij Kruidvat of Etos haalt en dan ook niet bijhoudt hoe lang je ze eigenlijk al draagt. Toch, liever het gevoel van een beetje zand in mijn oog, dan het schele gevoel dat de wereld meebeweegt als ik beweeg.
De lenzenman is een onderhoudende lenzenman. Mijn lenzengeschiedenis heeft ons naar mijn tijd in België gebracht en hij vraagt of ik daar ook werkte. "Ja, natuurlijk."
Wat ik daar dan deed? "Ik zat toen nog in het jeugdtheater, ik was actrice."
En nu? "Nu werk ik op kantoor. Eh, ik ben coach, op de klantenservice. Nou ja, eigenlijk werk ik aan de wereldvrede."
Ik vertel hem over de emoties die klantenservicemedewerkers op zich af krijgen. Dat ik ze help daar op de beste manier mee om te gaan. Dat de woorden die je kiest, en de houding die je aanneemt een wereld van verschil kunnen maken. Dat de schrik van een hoge rekening ervoor kan zorgen dat informatie niet binnenkomt. De onmacht over iets dat niet werkt, zorgt er soms voor dat geen enkele oplossingsgerichte goede intentie nog wordt gezien. Dat je met inlevingsvermogen, duidelijke uitleg en compassie ver kunt komen.
De lenzenman en ik hadden al een klik. Hij lijkt nu ook meteen te snappen wat ik bedoel met die wereldvrede. We wisselen wat ervaringen uit en ineens hoor ik mezelf zeggen: “Maar mensen kunnen wel echt steeds minder tegen tegenslagen. Of ongemak zelfs. En mensen hebben tegenwoordig wel heel veel recht op alles. Er zijn niet zoveel volwassenen meer.”
Ik wist nog niet eens dat ik er zo over dacht. Maar terwijl ik het zeg, hoor ik dat ik dat echt vind. En ook daar kan de lenzenman in mee. Hij vertelt over allerlei herinneringsservices die hij aanbiedt, uit klantvriendelijkheid. ‘Het is tijd voor nieuwe lenzen, zal ik ze voor u bestellen?’ En hij vertelt over de mensen die daar geen gebruik van maken, op hoge poten de winkel in stappen en gek worden van emotie, omdat het hele speciale lensje wat zij specifiek nodig hebben er niet is. Hij vertelt wat hij en zijn collega’s dan over zich heen krijgen. En hoe hij daar dan mee omgaat.
Hij vertelt dit allemaal met mijn bril in zijn hand. Ik hoor hem dus wel, maar ik zie alleen vlekken. Dit gaat best even door. Het is behoorlijk oncomfortabel, maar ach, die man moet zijn verhaal kwijt. Van binnen moet ik er wel om lachen.
Dan heeft hij alles onderzocht. Ik zie dat hij het moeilijk vindt om te zeggen. Ik kan eigenlijk beter geen lenzen meer dragen. Of heel weinig nog. Mijn laksigheid heeft de kwaliteit van mijn ogen best aangetast. Hij zegt dat laatste niet letterlijk. Ik weet zelf dat het zo is. Ik ben volwassen.
Hij vertelt het allemaal alsof ik heel boos ga worden op hem, en in plaats van zijn advies aan te nemen, hem de schuld zal geven. Ik stel hem gerust. Ik had de afspraak juist gemaakt, omdat ik hier al bang voor was. Dit komt door mijn eigen acties. Ik ben blij met zijn advies. Wel lastig omdat ik net begonnen ben met trainen voor de Dam tot Dam.
Kun je rennen met een bril op?
Hij heeft mijn bril, die ik hier niet eens gekocht heb, inmiddels weer vast om hem recht te zetten voor me, en vertelt nog honderduit over zijn loopervaring, wat ik beter wel en niet kan doen. Onderhoudend, echt. Ik luister, en ik zie weer even een tijdje niks.
Terug voor in de winkel wacht ik. Een medewerkster zegt een mevrouw gedag en groet de volgende mevrouw met haar spelende zoontje: “Kan ik jullie helpen?”
De vrouw neemt een toon aan waar de haren in mijn nek recht overeind van gaan staan. “Als je met iemand anders bezig bent, kun je tenminste aangeven hoe lang dat gaat duren!” De medewerkster, ook wat geschrokken: “Dat weet ik nooit zo goed hoe lang dat gaat duren, ik was die mevrouw aan het adviseren..” “Dan kun je me in ieder geval even aanspreken!” “Ik groette u toch, zei toch..?” “Ik wens niet genegeerd te worden! Ik kom hier al jaren en je deed dit de vorige keer ook al! Je negeert mij altijd! Ik wil niet meer door jou geholpen worden!”
De medewerkster weet niet wat ze moet doen. Ik zou het eigenlijk ook niet weten. Er werd hier niemand genegeerd. Het enige wat ik zag, was wachten op je beurt.
Ze spreekt het jongetje aan: “Kom jij voor je bril?”
“Nu doe je het weer! Je gaat gewoon door! Je negeert mij!!!”
De lenzenman en ik kijken elkaar aan. Het ongemak van wachten op je beurt. Zulke tegenslagen. Mensen dragen dat niet meer zelf. Iemand moet de schuld. Hoe krijgen we dan ooit wereldvrede.
Comments